Het is weer winter: dat betekent (vaak) vorst en sneeuw! Diverse medewerkers die buiten werken, zoals bijvoorbeeld bouwvakkers en postbodes, krijgen te maken met werken in de kou. Soms is het zo koud dat er ten gevolg van het weer niet gewerkt kan worden. Wanneer er een direct verband is tussen het niet kunnen werken en het koude weer dan kan de werkgever soms een WW-uitkering voor zijn werknemers aanvragen. Maar wanneer is er sprake van onwerkbaar weer?

Onwerkbaar weer moet gedefinieerd worden in de cao, krachtens de regeling onwerkbaar weer. De werkgever moet duidelijk maken in welke buitengewone omstandigheden en onder welke voorwaarden buiten werken voor de werknemers niet meer mogelijk is. Indien er sprake is van onwerkbaar weer, is de vraag of de werknemers recht hebben op loondoorbetaling OF dat zij recht hebben op WW-uitkering. In de regeling onwerkbaar weer wordt dit nader uitgewerkt.

Als het te koud is en werknemers kunnen niet werken, dan worden de eerste dagen waarop zij niet kunnen werken wachtdagen genoemd. Hoeveel wachtdagen gebruikelijk zijn, is afhankelijk van het soort omstandigheden. Per winterseizoen (van 1 november t/m 31 maart) gelden twee wachtdagen bij vorst, ijzel en sneeuwval. Er kan niet afgeweken worden van deze twee wachtdagen bij cao. Voorts gelden 19 wachtdagen per kalenderjaar in het geval van overvloedige regenval.

De werkgever kan geen WW-uitkering aanvragen voor de werknemer tijdens wachtdagen. Dit betekent dat de werkgever zelf het loon moet doorbetalen. Duurt het onwerkbare weer langer dan het aantal wachtdagen? Dan kan de werkgever voor de werknemer een WW-uitkering aanvragen.